Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En nu HEERE, God van Israel, houd Uw knecht, mijn vader David, wat Gij tot hem gesproken hebt, zeggende: [45]Geen man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden worden, die op den troon van Israel zitte; alleenlijk zo uw zonen [46]hun weg bewaren, om te [47]wandelen voor Mijn aangezicht, gelijk als gij gewandeld hebt voor Mijn aangezicht. 45. Anders, geen man zal u van voor mijn aangezicht ontbreken. De zin is dat er altijd iemand zou zijn in het geslacht Davids, die hem in het rijk opvolgen zou. Welke belofte ten volle vervuld is in Christus, wiens koninkrijk is zonder einde, Luk.1:33. 46. Zie boven, hfdst.2 vs.4. 47. Zie Gen.17:1.